Bottom-up versus top-down OC woordenschat

Iedereen heeft iets te vertellen, maar wat als je niet of nauwelijks kunt spreken? Je kan je laten ondersteunen door hulpmiddelen, maar hoe bepaal je wat het beste past: bottom-up of top-down communicatie? En hoe begin je daar dan aan?

In dit blogartikel willen we het hebben over woordenschatten of strategieën in Ondersteunde Communicatie (OC). We bespreken ook welke top-down woordenschatten je in Mind Express kan vinden. ISAAC-NF, de Nederlandstalige internationale gemeenschap voor OC, beschrijft het doel van een OC-strategie als volgt: “het versterken, verbeteren en/of uitbreiden van de authentieke communicatie van de persoon met een communicatieve beperking d.m.v. alle communicatieve modaliteiten, in alle communicatieve functies”.

Alles draait om die authentieke, persoonlijke communicatie. Zo leer je elkaar echt kennen en begrijpen. We delen graag een ontroerende getuigenis van Dana Nieder, moeder en auteur van de blog ‘Uncommon Sense’:

My daughter, Maya, is almost 5 years old. She can clearly speak approximately 15-20 words.
With her talker (an iPad with a communication app) she can speak approximately 700 words, with thousands more available at the touch of a button if she needs them.
With her voice, she can say “Mommy” and “Daddy”. With her talker, she can tell me that today is Friday. She’s going to the therapy gym in the afternoon and she wants to ride on the big swing and the tire swing and do an art project.
With her voice she can say “bus.” With her talker, she can tell me who she sat next to at school and what they talked about. What she wants to have for dinner and whether she’s feeling tired or happy or cranky.
With her voice she tells me “no.” With her talker she tells me “No way, Jose.”
With her talker, she tells jokes and is sassy and is proud, so proud, to tell us things and to connect with us. If she only had her speaking voice, I would barely know her.”

Starten met Ondersteunde Communicatie (OC)

Dus hoe start je met communiceren wanneer je dochter, je zoon, je leerling, je vriend, je cliënt, … niet of nauwelijks spreekt zoals Maya?

Beginnende of emergent sprekers zijn een heel diverse groep. De ene zal sneller vooruit gaan dan de andere. Desondanks stellen we ook een aantal overeenkomsten vast op basis van wetenschappelijke studies en praktische ervaringen (Zangari, 2014). Zo starten beginnende sprekers best met heel wat werkwoorden en zelfstandige naamwoorden omwille van 2 redenen. Ten eerste omdat ze motiverend werken. Ze lokken communicatie uit, je bereikt er iets mee (bv. ‘bal spelen’). Je wil toch ook pas iets (bij)leren als je er de meerwaarde van inziet? Ten tweede zijn zelfstandige naamwoorden heel concreet wat het leerproces versnelt. Zeg nu zelf, ‘hond’ begrijp je toch makkelijker dan ‘mijn’?

Een alfabet ter beschikking hebben lijkt logisch wanneer er interesse is in letters en woorden. Nochtans is zo’n letterkaart handig, zelfs wanneer die interesse er nog niet is. De diversiteit binnen de groep beginnende sprekers maakt dat je niets kan uitsluiten. Bied het daarom aan zodat het verkend kan worden. Er is geen garantie op geletterdheid maar het verlaagt de drempel alvast.

Sluit niets uit, presume potential. Niemand is te jong, te oud of te zwak om te beginnen. Veronderstel altijd dat iemand in staat is om bij te leren. Als je het niet probeert, hoe kan je dan bewijzen dat iemand niet in staat is om te communiceren?

There is no such thing as ‘too low to communicate’. And you must have words to prove you can use words” – Kate Ahern
Kate Ahern is een assistive technology specialist en helpt als leerkracht leerlingen met een meervoudige beperking.

Bottom-up communicatie

Als begeleider of ouder kan je starten door zelf woorden te verzamelen. Of het nu op papier of digitaal is, al sprokkelend kan je een eigen communicatiekaart bouwen. Laat je inspireren door zijn of haar omgeving. Vul aan met namen van familie, vrienden en leeftijdsgenoten, met favoriete gerechten, kleuren, plaatsen of andere onderwerpen die de gebruiker nauw aan het hart liggen. Je praat graag over waar je van houdt. Het hoofddoel is een hulpmiddel om zichzelf te uiten en communicatie met de omgeving mogelijk te maken.

Hij gebruikt sinds zijn zesde een spraakcomputer. De eerste jaren was dat ongelooflijk fijn, eindelijk kon Juul ons laten weten wat hij wilde zeggen. Juul spreekt namelijk een beperkt aantal woorden (zoals mama, papa, bus, ja en nee). Overal waar hij geen woord voor heeft, gebruikt hij het woordje Peh. Voor een buitenstaander niet te volgen. Met behulp van zijn spraakcomputer kon hij ons vertellen welk filmpje hij bijvoorbeeld wilde kijken, naar wie hij toe wilde, wat hij wilde spelen, wat hij wilde drinken, waar hij pijn had … Ook voor de juf, familie en babysit was het erg fijn. Juul kon eindelijk ook iets vertellen. Hij voelde zich ook veel meer begrepen en moest zich niet meer in 1000 bochten wringen voor elk woord dat hij wilde zeggen.
Vorig jaar bleek dat enkel de spraakcomputer niet meer voldoende was. Juul wil graag zoveel vertellen! En ik moest alles zelf in het communicatiebestand toevoegen. Juuls denkpatroon gaat veel sneller en hij ontwikkelt zoveel woorden in zijn hoofd dat ik het niet kan volgen. Ook duurt het soms erg lang voordat wij begrijpen welk nieuw woord Juul bedoelt met Peh.” – Marleen Nulens-Zeeuwen over haar zoontje Juul (11 jaar) en waarom zij op zoek gingen naar SCORE.

We noemen dit een bottom-up benadering omdat je een basis maakt en die dan stapsgewijs uitbreidt. Hierdoor ben je als ouder of begeleider vertrouwd met de structuur. Dit kan het modelleren soms vergemakkelijken. Bij modelleren gebruikt de begeleider, therapeut, ouder, gesprekspartner… het communicatiemiddel om de eigen communicatie te ondersteunen. Kortom, je praat ook OC. Anderzijds is een bottom-up benadering heel tijdsintensief. Zeker als je het motiverend en actueel wil houden. Het is onmogelijk om elk denkbaar woord in de communicatiekaart toe te voegen. Je kiest dus de meest logische woorden. Bovendien moeten de woorden mee evolueren. Je wil een hulpmiddel voor vandaag én morgen. Maar symbolen die wij hen niet geven, kunnen ze niet gebruiken. Zo blijven ze afhankelijk van anderen voor hun communicatie (Gayle Porter, 2017, p. 21; ISAAC-NF, 2019).

Top-down of robuuste systemen

Het is een hele uitdaging, zeker voor niet-therapeuten, om daar allemaal rekening mee te houden. Daarom bestaat er ook een top-down benadering. Dit zijn communicatiekaarten of woordenschatten die op basis van onderzoek en/of praktische ervaringen opgebouwd zijn. Binnen deze benadering vind je ook veel verschillende strategieën terug. Professor dr. Carole Zangari (logpedist) noemt dit robuuste systemen. In 2009 sommen Soto en Zangari de belangrijkste elementen van robuuste communicatiesystemen als volgt op:

  • Voldoende woorden om in allerlei situaties te kunnen communiceren; te kunnen zeggen wat je wilt en wanneer je dat wilt.
  • Bestaan uit kern- en randwoorden. “Ze vullen elkaar aan en hebben elkaar nodig. Zonder kernvocabulaire kan geen grammaticale zin gemaakt worden en zonder randvocabulaire heeft de zin geen specifiek onderwerp.” (handleiding ALOHA, p. 7).
  • Toegang tot alle woordsoorten: werkwoorden, persoonlijke voornaamwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden enz.
  • Voorgeprogrammeerde zinnen die handig zijn om snel te kunnen reageren in een bepaalde situatie.
  • Alfabettoegang met woordvoorspelling.
  • Grammaticaondersteuning die de mogelijkheid geeft om grammaticaal correcte zinnen te maken.
  • Mogelijkheden bieden om mee te groeien met de gebruiker.

Nu weten we waar robuuste communicatiesystemen voor staan en wat ze gemeen hebben. Uiteraard hebben ze daarnaast ook verschillen. We geven daarom een overzicht van de verschillende top-down of robuuste symboolcommunicatiesystemen die beschikbaar zijn in Mind Express: ALOHA, PODD en SCORE.

Wil je meer informatie over de tekstgebaseerde woordenschat Amego, dan kan je terecht op onze website.

 

ALOHA

ALOHA

ALOHA betekent welkom, je wordt uitgenodigd om te communiceren. De ALOHA woordenschat heeft kern- en randwoordenschat, een letterkaart en multimedia. Er is bovendien een persoonlijk deel: de ‘ik’ spraakballon. Die pagina bevat persoonlijke informatie zoals naam en leeftijd, en voorgeprogrammeerde vragen. De kernwoordenschat bestaat uit losse woorden en veelvoorkomende zinnetjes zoals ‘ik weet het niet’.

ALOHA is gemaakt voor kinderen/jongeren. Zo worden erg kindvriendelijke symbolen gebruikt en een woordvoorspeller gebaseerd op kinderwoordenschat.

Ontstaan

Op basis van onderzoek aan de peuter- en kinderrevalidatie van de Sint-Maartenskliniek en de Radboud Universiteit Nijmegen (RU) is het interventieprogramma CAIS ontwikkeld: Communicatie Assessment en Interventie Systeem. Op basis van die wetenschappelijke inzichten en praktijkervaring is de organisatie van de symboolwoordenschat bepaald. Ze hebben de balans gezocht tussen efficiënte communicatie en voldoende ruimte om te personaliseren en mee te groeien met het kind. Het kind of de jongere leert zich zo volledig mogelijk uitdrukken in elke situatie. Het doel is om van een beginnende spreker naar een taalvaardige te gaan (handleiding ALOHA).

Gebruik

Er zijn 2 varianten:

  • ALOHA 1: beginnerswoordenschat van 6 op 6 vakken om in het hier en nu te communiceren (+/- 1200 symbolen).
  • ALOHA 2: gevorderde woordenschat van 8 op 7 vakken die het hier en nu overstijgt en heeft meer symbolen per blad (+/- 4500 symbolen).

> Wil je meer info of de demo uitproberen, bekijk dan onze ALOHA pagina.

 

PODD

Nederlandse versie van PODD.

 

PODD staat voor Pragmatic Organization for Dynamic Display. Pragmatische organisatie betekent dat de symbolen/woorden georganiseerd zijn voor dagelijks gebruik. PODD is dynamisch omdat er ruimte is voor personalisatie. Display staat voor de weergave van symbolen.

Het doel van PODD is de communicatiebehoefte van een persoon zo begrijpelijk, specifiek, efficiënt, onafhankelijk en sociaal aanvaard mogelijk in te vullen. (Porter, 2017, p.9; 1997)

Ontstaan

PODD is ontwikkeld door Gayle Porter. Ze heeft zich hiervoor gebaseerd op haar 30 jaar praktijkervaring als logopedist in CPEC (Cerebral Palsy Education Centre) en op wetenschappelijk onderzoek. Haar beweegreden? OC-gebruikers moeten iets kunnen zeggen wanneer ze willen, tegen wie ze willen en met de woorden die ze willen.

Gebruik

De PODD-boeken zijn beschikbaar in een verschillend aantal vakjes per pagina en zowel in papieren als digitale versie. Het gebruik van papieren en digitale versies is geen ‘of-verhaal’ maar een en-en verhaal. Zo kan je de papieren versie gebruiken wanneer de digitale versie moeilijk te gebruiken is zoals bijvoorbeeld in bad of bij het ravotten. De papieren PODD communicatieboeken bestaan in:

  • 9 early functions
  • 9 expanded functions
  • 12 early functions
  • 12 expanded functions
  • 16 expanded functions
  • 20 expanded functions
  • 36 key word
  • 40 key word
  • 48 key word
  • 70 expanded key word

In het Nederlands bestaat ook de digitale 15+ schoolversie in Mind Express. Deze bevat ook multimedia en bevat 650 pagina’s.

Dankzij de verschillende boeken kan PODD mee evolueren. Natuurlijk kan de keuze uit verschillende boeken misschien tot keuzestress leiden… Dus hoe begin je met PODD? Er is geen minimale vereiste om te starten met PODD, dus het beste advies is: start gewoon. Begin het boek gewoon te gebruiken. Wees ook geduldig, bied het boek pas aan als de gebruiker er interesse in toont. Houd er ook rekening mee dat het wel maanden tot zelfs jaren kan duren. Dit is bij elke OC-strategie zo. Maar passieve woordenschat opbouwen is heel belangrijk bij OC. Allesbehalve verloren tijd dus.

> Bekijk de PODD pagina voor meer info of voor de demo.

 

SCORE

Nederlandse versie van SCORE.

SCORE combineert kern- en randwoordenschat op een unieke manier. De kernwoordenschat blijft op elke pagina staan en de randwoorden bevinden zich in een dynamisch blok in het midden van elke pagina. Hierdoor heb je geen home- of terugknop nodig en blijft de organisatie consistent. Het doel is dat je zonder nadenken en zonder zoeken je woorden terugvindt omdat je spieren onthouden waar een woord staat (= motorplanning).

Met SCORE zet je volop in op taalontwikkeling. De structuur vergemakkelijkt leren en zet de gebruiker aan om te experimenteren met taal en communicatie.

Ontstaan

SCORE is ontstaan aan de universiteit van Keulen n.a.v. onderzoek naar kernwoordenschat. Dat onderzoek toont aan dat relatief weinig woorden zeer frequent worden gebruikt. Zo maken circa 200 woorden maar liefst 80% van de gesproken taal uit (Boenisch, Soto, 2015; handleiding SCORE).

Gebruik

Net zoals bij PODD, bestaat SCORE ook in een papieren en digitale versie. De organisatie blijft consistent waardoor je beide versies makkelijk naast elkaar, afhankelijk van de situatie, kan gebruiken. De papieren versie heeft volgende groottes:

  • A4 – 40 kernwoorden
  • A3 – 40 kernwoorden
  • A3 – 108 kernwoorden
  • A0 / A1 wallpaper (140 / 336 vakjes)
  • Klapper – 200 kernwoorden

De digitale bladenset is opgebouwd uit een beknopte set met zo’n 400 kernwoorden, een set met 1250 woorden tot de uitgebreidere versie met ongeveer 2500 woorden. Bij de bladenset krijg je ook steeds de 2-stapsversie van SCORE. De 2-stapsversie is speciaal gemaakt voor alternatieve bediening zoals oogsturing of schakelaars.

> Lees hier verder over SCORE of probeer de demo.

 

Besluit

Het ene systeem is niet beter dan het andere maar het past misschien wel beter. Wat Juul pretlichtjes geeft, zal misschien geen vonk laten overslaan bij Maya en omgekeerd. Het doel is om die authentieke communicatie mogelijk maken. Vandaag én morgen.

Informeer je, contacteer ons, onze verdelers of een therapeut. Download de gratis proefversies en bekijk wat matcht. Ga op jacht naar die pretlichtjes!

 

Bronnen

Boenisch, J. & Soto, G. (2015): The oral core vocabulary of typically developing English-speaking school-aged childeren: implications for AAC practice. In: Augmentative and Alternative Communication 1/2015, 77-84.

Erickson K. A., & Clendon S.A. (2009). Addressing the literacy demands of the curriculum for beginning readers and writers. In G. Soto & C. Zangari (Eds.), Practically speaking: Language, literacy & academic development for students with AAC needs (pp. 195-215). Baltimore: Paul H. Brookes Publishing Co.

Handleiding ALOHA. http://www.mindexpress.be/img/handleiding_ALOHA.pdf

Interactieve versie handleiding SCORE

ISAAC-NF. (2019). Leidraad Ondersteunde Communicatie. Oeffelt: International Society for Augmentative and Alternative Communication – Netherlands and Flanders. Te downloaden via https://www.isaac-nf.nl/nieuws/onderzoek

Nederlands tijdschrift voor logopedia, nummer 1 februari 2017 jaargang 89
Interview Gayle Porter over PODD en Autonoom communiceren, published on Jan 15, 2017  + https://issuu.com/response-able/docs/2017-01_interview_gayle_porter_logo

Porter, G. (1997). Pragmatic Organisation Dynamic Display Communication Books. Introductory Workshop manual.

Zangari, C. (2014). Linguistically robust AAC systems. Geraadpleegd op 30 juli 2020 op https://praacticalaac.org/praactical/linguistically-robust-aac-systems/.

Vibe